uit ‘DE HONDEN’, nr. 8
Woorden als koffie, zon en auto
slijten minder door gebruik
dan schoonheid, onrust en slaap.
Onder invloed van koffie en slaap
in het bijzijn van uit de nacht meegespoelde gedachten
krijgt de stad de vereiste diepte.
Alleen al uit het raam
zonder acht te slaan op de zon, op het glunderen
dat het gezicht van de autobezitter tekent
zie ik de ernst en de tragedie
van iedere gang naar de kiosk, naar de bakker
van het schudden van handen
een afscheid dat de één een kantoorgebouw instuurt
en de ander een kant uit doet lopen
die deze ochtend erger maakt
erger zoals verder weg van wat ik heb geschreven
verder zoals klaar met spreken
en toe aan het eerste glas wijn.