previous | next
 
 
 

BOORZIEK MENSDOM
Een huis moet rafelranden kunnen krijgen,
uit zijn hang- en sluitwerk slaan,
donker mompelen, siberisch jammeren,
moet zijn pannen kunnen losgooien als haar,
zich laten kastijden door de twijgen
van een berk. Zou daaraan dood moeten mogen gaan.
Hoe zacht zouden steden dan,
een droom van huizenspinsels.

Huizen zouden uit hun windsels
moeten kunnen vallen, traag
en statig in het gazon
op hun knieƫn zakken,
zich openen als een vrucht,
weer bos en rots worden,
een landschap als een oude zolder.
HUMANITY, FOREVER DRILLING
A house must be able to have edges fraying,
break out of its hinges and locks,
mutter darkly, make Siberian moan,
must be able to shake out its tiles like hair,
let itself be chastised by flaying
birch branches. Should be able to die of the shocks.
How soft towns would be then,
a dream of house phantoms.

Houses should be able to abandon
their bandages, sink
slowly and sedately to their knees
on the lawn,
open like a fruit,
become wood and rock again,
a landscape like an old attic.