In het begin was er tumult.
Iemand riep om stilte,
om ijver
en om liefde toen.
Een man stond op en zei:
“Hoe kan ik ooit duidelijk maken dat ik u eigenlijk,
eigenlijk . . . ”
“Wat?” riepen de mensen om hem heen. “Wat?”
“ . . . niet veracht?”
en die man kuste kinderen die uit de hemel vielen,
vrouwen die langs stroomden in trage modderstromen,
moeders in hun glinsterende cocons,
en onder de mensen barstte de eenzaamheid los,
als onweer in de zomer.
O zomer!