previous | next
 
 
 

In het begin was er tumult.
Iemand riep om stilte,
om ijver
en om liefde toen.

Een man stond op en zei:
“Hoe kan ik ooit duidelijk maken dat ik u eigenlijk,
eigenlijk . . . ”
“Wat?” riepen de mensen om hem heen.  “Wat?”
“ . . . niet veracht?”

en die man kuste kinderen die uit de hemel vielen,
vrouwen die langs stroomden in trage modderstromen,
moeders in hun glinsterende cocons,

en onder de mensen barstte de eenzaamheid los,
als onweer in de zomer.
O zomer!
In the beginning there was tumult.
Someone called for silence,
for diligence
and then for love.

A man stood up and said:
“How can I ever make it clear that I really,
really . . . ”
“What?” the people around him cried.  “What?”
“ . . . do not despise you?”

and that man kissed children falling from the sky,
women flowing past in slow muddy streams,
mothers in their glistening cocoons,

and among the people loneliness erupted,
like thunder in summer.
O summer!
 
 
 
 

Translator's Note: Previously published in Envoi