Een man wilde over liefde spreken.
“Nee . . . ! Niet over liefde . . . !” riep iedereen
en iedereen ging weg of sloeg hem neer,
en de dood keek door een raam:
“Over liefde . . . ? Belachelijk . . . !”
Die man trok vleugels aan,
gelijk die van een lijster,
maar groter en radelozer,
en weg vloog hij en zong over de liefde
en de liefde zong over hem, ruiste over hem –
nooit zo verdrietig ging slapen een man
op de achteloze aarde.