Een Corinthische ode
al ware het dat ik de talen der dieren en dingen sprak
en jij brak en verscheurde mij niet
ik zou blaten als snuisterijen
en brullen in een kamerplant
en al ware het dat ik de gave had van profeten
en de belezenheid van monumenten uit vergeeld verdriet
vandaan gehouwen op vleugels van triomfantelijk rijmend graniet
en ik had de windbuil die basalt tot profeten blaast
en jou had ik niet
ik zou verwaaid bladeren in winderigheid
en getuigenis braken van braakliggend stuifzand
en al ware het dat ik mijn lendenen zong en overgaf
en jij blakerde mijn zinnen niet
zinloos zou ik wit op wit zijn
jij klauwt mij prooi en jouw tong laat wat voorheen zweeg
in de taal van engelen schreeuwen
en alle dingen bedekken jou alle dingen geloven jou -
alle dingen hopen jou alle dingen verdragen jou
jij vergaat nimmermeer maar hetzij gebeitelde
en opgeprikte passie jij vervult haar profetie
hetzij pracht zij wil naar jou talen
hetzij woordenschat jij bent haar bruid
want delen van ons proeven en wij raden ten dele
maar wanneer volmaaktheid toehapt
proeft raadsel onze hele tong
toen ik dierlijk nog niet was sprak ik als een man
was ik als een man gezind lag ik als een man
maar nu in jouw zin geboren
want ik zag in de spiegel geen raadsel
maar nu lijf in lijf
en nu blijft in mijn zinnen jouw lijf deze drie
doch de meeste van deze is jouw lijf