Elke zomer komt dit woord om eten
als de maan vol is, de tijd leegstaat
zit men aan tafel met zijn taal, goden
zouden willen bestaan, deze dood even
dit maal is een grafmaal, scherven van bekers
afgeknaagd afval, oneetbare lepels
men lepelt dat men leeft, dat de tomaat
rood is, het brood vlees, dat wat onschrijfbaar
zich inslikt en om honger bedelt, klem
zit in tweelicht witslag gedachtestreepje