previous | next
 
 
 

Hij lag op rode rotsen aangespoeld
en droomde dat haar stem hem riep, zand
dat over hem werd uitgestrooid en verwaaide.

De zee legde zich neer aan zijn borst.
Zijn hart was de broedplaats van kleurige
vogels. De wind keerde terug.

Een voor een stegen de vogels op,
ze schreeuwden en vielen omhoog, hulpeloos
werden ze opzij gesmeten.

Zijn hart was een wond, een verlaten kamer
toen ze hem vond, het verschil tussen hem
en de grond was liefde, meer niet.

Ze tilde hem op. Zacht probeerde ze
zijn mond te sluiten. In het schip
probeerde ze zijn mond te sluiten.

Ze zweeg en duwde zijn lippen op elkaar.
Ze zweeg en legde zijn armen om haar hals.
Het lukte. Zijn hoofd ligt op haar schouder.

Hij zwijgt. Ze varen. Ze zijn alles voor elkaar.
He lay washed up on red rocks
and dreamed her voice was calling him, sand
scattered over him and blowing away.

The sea lay itself down on his breast.
His heart was the breeding-ground of
colourful birds. The wind came back.

One by one the birds rose up,
they shrieked and fell upwards, helpless,
they were swept aside.

When she found him his heart was a wound,
a deserted chamber, the difference between him
and the ground was love, no more.

She lifted him up. Gently she tried
to close his lips. In the ship
she tried to close his mouth.

She grew silent and pressed his lips together.
She grew silent and laid his arms round her neck.
It worked. His head lies on her shoulder.

He is silent. They set sail. They are everything
to each other.