previous | next
 
 
 

DE VERZAMELAAR
Dit is niet op zolder gevonden maar in de grond
van de zaak hetzelfde als spullen die resten
na een moderne dood, verkommerd slap afval
in de handen van de erfgenaam, ik, verzamelaar.

Het is geen verlangen naar iets hogers dat me drijft
naar de diepte, het is klein en schaamteloos, het is kleertjes
die de vuilnisman liet liggen – oneffen plaveisel geworden,
verregend – oprapen om te weten hoe het was.

Het is rotzooien, het verdwijnen achterna, de mensen
van vroeger, brokjes van het denken, volgordes
die tot handelen leidden – het schaven van hout

het knippen van kleertjes – momenten, lang geleden
die er echt zijn geweest en die echt zijn
verdwenen tot iemand ze vasthoudt, terugleest.
THE COLLECTOR
This was not found in some attic but down
at rock bottom, like things left after
a modern death, limp neglected tat
in the hands of the heir, myself, collector.

It is not a desire for something higher that drives me
into the depths: it is little and insolent, picking up clothes
not worth the dustman’s while – turned into uneven
paving, rain-stained – to know what it was like.

It is scrabbling, in pursuit of the vanishing,
the people of the past, shards of thought,
sequences which led to action – planing wood,

snipping out small clothes – moments,
long ago, which really were and were really
vanished till someone grasps them, reads them back.