GEEN BEZWAAR, OOK GEEN GELUID
Ik heb de lente zien komen en me afgevraagd
hoe we aan die nieuwe eeuwig terugkerende tijd
moesten beginnen.
Ik heb een lied gedraaid, dat tussen ons in gevallen was
en kapot ging, door er hard over te kibbelen.
De zon stond er weer en de buren dampten
boven de muziek uit.
Genoeg wind om een leven schoon te blazen.
Ik heb de kleren gewassen
die jij nooit meer zult dragen.
Ik heb je weggebracht, gedag gezegd
je uitgelegd dat de bloemen en het bezoek
alles wilden betekenen.
Jij maakte geen bezwaar, ook geen geluid.
Ik ben naar huis gegaan om alles op z’n plaats te leggen
en af te wachten wat de stoelen en het bed
en de leegte in jouw jas
willen bedoelen.