mensen vermoeid als machines
gapen zo wijd tot ze janken
van de slaap je valt erin
zoals ik steeds een stap moet zetten
in de sneeuw gevangen in een karavaan
onder hoge mosgroene bomen
en in gesmolten water
een diepe geest vergt net als een put
veel scheppen aarde
bewaar ik wat ik heb
tussen mijn liezen volg ik
de sporen van mijn tranen
en het stof dat op mijn wangen ligt
grijp ik hem hongerig
bij de billen heb ik het zaad
in gedachten bij me
blijf ik op de been