previous | next
 
 
 

HET HEBBEN VAN PLAATS
     1

Op een dag klopt het beeld dat je hebt van
jezelf niet meer met die je ziet in de spiegel.

Daarin staat iemand die je herkent
als die je bent, maar er lijkt een gitten 

slaap overheen gegaan en een winter waarin 
het wit werd en stil en daarna

kwam regen, hing er een onweer
te drogen onder de hemel. Dat

krimpt in je spiegelgezicht. In je hoofd woont
het beeld van je zomer ervoor, maar nu ga je

een ander seizoen tegemoet, moet je opnieuw
je ogen tekenen, iets met je lippen doen, je herzien.



     2

Op een dag is op wie je verliefd werd verdwenen.
Je woont in hetzelfde huis en je hebt elkaar

lief, zeker, maar er is een andere
tederheid nodig om bij mekaar in te breken en

soms eet een zwijgzaamheid mee aan tafel
die zich moeilijk laat ompraten.

Niet dat de lijven niet samenspreken
die strelen en tasten ieder Eden, alle

hemelen af, maar er zitten toch ook, onzichtbaar
voor spiegels, kleine tornen in de zoom

van de liefde omdat die zo over de aarde moest
slepen, bleef haken achter takken en stenen.


HAVING A PLACE
     1

One day the image you have of yourself
no longer corresponds to what you see in the mirror.

In it stands someone you recognize
as the person you are, but looking as if a jet

sleep came over it and a winter in which
it was white and silent and afterward

came rain, a storm hung
to dry under the heavens. That

shrivels in your mirrored face. In your head
lives an image from last summer, but now you

face another season, you have to line your eyes
again, do something with your lips, revise yourself.



     2

One day the one you fell in love with has disappeared.
You live in the same house and you care about each other,

sure, but another kind of tenderness
is needed to break through to each other and

sometimes a reticence sits down to dinner
that is difficult to overrule.

Not that the bodies don’t speak to each other,
they still stroke and touch every Eden, explore

every heaven, but there are also small
torn stitches in the seam of love, invisible

in mirrors, because it had to drag itself
across the earth, catching on twigs and stones.