previous | next
 
 
 

Leen ik je zolang van de wind
straks geef ik je terug aan de aarde.
Hoe zeg ik je naam?
Hoe verneem ik je stem en bloos niet en hort in mijn antwoord?
Strijkt over mijn lippen je adem ik slik en mijn oog
                                    is in je klaterbeek een blauwe kiezel.

Naast bronnen verrijzen kolossen voor werk om het werken.
Hoe moet het met zware metalen?
Waar tappen zij stroom voor hun stalen glasvezelgeding?
Geronnen zijn de sterren uit hun zwerken
                                    en missen ze niet?

Ik sla je op in vet en wacht op wildgroei.
Je woekert in mijn banen kanalen en wortels.
Je drinkt me tot ik droog en fijn verpulver
                                   en vervluchting of bezink

Huur dan een kluis bij de bank deponeer daar
                                   wat van gruis rest.
Beleg dan de renten in vloed die je bedgoed schoonspoelt.
Acquireer een nieuwe breukleen in de lente.

Tot akkerwinde bliept aan dorrend graan.

Steeds meer mensen maken zich zorgen om hun leefomgeving.