previous | next
 
 
 

Gedachtenis
Omdat een droom mij aankeek ben ik er vandaag.
Je liep door ’t laantje naar de hertenkamp en was
even niet dood. Ik kon niet met je praten want
moest letten op mijn benen of die wel bewogen,
en haalde jou daardoor niet in. Toch was je het,
de omtrek van jouw lichaam languit uitgeknipt
tegen het overhangend loof kwam je niet verder
dan dat het eeuwig door zou gaan, een kloppend beeld

dat in het daglicht zwart wordt, ’k zit het op te schrijven
terwijl je tussen regels door verdwijnt – het is
nog vroeg met grijze hemel achter lege takken;
mij schiet het woord wüeste te binnen, woestenij,
bij Eckhart staat het voor het onuitsprekelijke
beeldloze Niets der godheid achter god. – ’t Kwam door
die film van gisteravond denk ik dat ik droomde:
zo wacht men steeds op iets en of er iemand komt.
Remembrance
Because a dream beheld at me I am here today.
You walked down the lane to the deer park and for
a moment were not dead. I could not talk to you because
I had to make sure my legs were moving,
and so could not catch up with you. But it was you,
the outline of your body cut out lengthways
against the overhanging leaves you got no further
than going on for ever, a perfect likeness

that blackens in daylight. I sit recording it
while you dissolve away between the lines – it is
still early with grey sky beyond bare branches;
the word ‘wheste’ occurs to me, wasteland,
in Eckhardt it stands for the inexpressible
imageless Nothing of divinity beyond god. It was because
of that film yesterday evening I think that I dreamed:
thus one always waits for something, to see if someone comes.