LEUK DAT JULLIE ER ZIJN
‘Iedereen weet dat lelijke mensen ook gevoelens
hebben zoals er ook in de allerknapste vrouwen
mensen zitten,’ zeg ik op een verjaardag
om te kijken of ik iemand uit de rimboe
zijner gedachten kan lokken om een robbertje
uitmiddelpuntig te speculeren over dit type
wetmatigheden in ons persistent onbenullige universum.
Ik lieg niet als ik zeg dat er een zestal seconden
voorbijgaat voordat er iemand reageert: ze ademt
in 7, 8 en of ik even warme melk kan gaan kloppen.
‘Naast mijn voltijdsbaan als burgerman heb ik
tegenwoordig een leven als mens,’ probeer ik dan
op joviale toon tegen een wijkende haarlijn die
ik vagelijk herken van de haastige minuten
tijdens het zonen halen en brengen. Hij zegt:
‘Ik ken u niet maar u mij denk ik wel want ik
werk bij de televisie.’ Ik zeg: ‘Ik zou nooit rijk
en beroemd willen zijn maar wel alleen maar
rijk. Weet je dat er op de zeebodem een kabel
ligt die de continenten met elkaar verbindt?’
Dan doorkruist een snater ons gesprek: ‘Arend?
Arend Kaaks? Van het journaal? Wat ontzettend –’
Vlug waad ik door het gekrioel van kleuters
naar de tafel met taarten en kom langszij bij
een weelderig opgedofde moeder die vraagt hoe
ik het bolwerk als kunstenaar terwijl de geefwet
in belastingtechnisch opzicht nog niet behoorlijk
is afgedicht. Nog geen negen minuten later stokt
mijn pleidooi voor schooluniformen als een
luizenmoeder interrumpeert: ‘Sinds ik de gymspullen
op de hand was blijven alle kleuren goed.’
Ik haal adem en zeg: ‘Trek vooral geen broeken uit van
rugbehaarde heren die gewillig in verstandshuwelijken
blijven zitten. Schilder uw slaapkamer in geborgen kleurstelling,
keer het hoofdeinde richting raam en zet de voordeur open, dan
komt het goed. Normaliter drukken wij hier onze Havana’s uit
in de aardbeien met slagroom, rijen tegen de serveersters op
en kotsen brullend van ambivalentie in de champagnekoelers
om onze lediggang te vieren. Buiten staat de stoet limousines
te wachten op de komst van de allesverpletterende gram
des Heren maar tot die tijd draaien de chauffeurs hun
schoenpunten kaal in het grind van onze oprit. En
kun je tegen die bloemkool in mijn kop zeggen dat wij
allebei zo snel mogelijk opgehaald moeten worden?’