POPSTER
Niet dat ik jouw rozenmond ooit in het echt
heb gezien, of een kus heb mogen drukken op
jouw sterrenhanden, toch besta ook jij niet uit
pixels en loopt er op deze overvolle planeet
de vrouw die jij bent misschien nu vloekend
naar een stofzuigerzak te zoeken; je hoofd
stotend aan de te lage post van de deur naar
de kelder. En in het geval dat je zoveel dollars
hebt dat je zelfs dit bevrijdende foeteren door
iemand anders laat doen; ook jij staat soms
voor de spiegel in je ogen te zoeken naar wie
je was toen je nog niet door massa’s mafketels,
horden bloedzuigers en hysterische luxe werd
omringd.
Superieur heupwiegend moet je je een weg
naar boven hebben gewerkt, omdat niemand
zich precies herinnert hoe, behalve natuurlijk
die ten koste van wie. Voorts fantaseer ik dat
je ook het uit bed stappen soepel en gracieus
doet, ja, dat daar manke vergelijkingen met
vlinders en hindes voor uitgevonden zijn.
Op deze zelfde aarde denk ik wél aan jou
en vraag me tijdens het wachten in de rij
voor de chocolademelk bij de ijsbaan in
mijn lintdorp af of de mensen in de straat
van ons zouden zeggen leuk stel – vullen
elkaar prima aan. Zij met haar rare gedoe
mag in haar handjes klappen met die
vul maar in.
Maar als ik mij plotsklaps bedenk dat jij
jíj bent, en kennissen en buren met hun
kussensloop aan komen zetten om jouw
paraaf word ik bevangen door de paniek
dat jij werkelijk iets anders wilt dan leven
met mij die de honden uitlaat, de was vouwt,
de maaltijden kookt en verder een beetje zit
te klungelen achter zijn overjarige computer.
Op de foto in de roddelrubriek van de
webkrant vanmorgen zat je haar zo
strak in een paardenstaart dat ik
mij afvroeg glinsteren je ogen
van de pijn misschien.