LIEDJE
Je schrijft in vermomming je regels,
draaft door de stad met een masker
van vlijt voor je kop, een tweede bestaan
met een sjaal die goed past bij je jas.
Je loopt tien jaar achter, stond stiekem
stil toen zij viel. Alles raast door.
Je klauwt vergeefs naar dat leven, graag
geef je op. Je zoekt, maar het woord
doet je weinig, het beeld laat je koud.
Dan hoor je haar lied, even maar, lucht
breekt uit je keel, je zakt in elkaar.
De verlossing komt door het oor.