DRAGEN
Licht is zo’n kindje te dragen, dicht
aan je borst, klein hart tegen hart,
abrikoos van haar oor aan je mond.
Wat je zingt vloeit vanzelf naar haar
groeiende brein, zet zich vast, wordt
van haar. Heeft zij haar stem, treed jij
terug, beperk je jezelf tot de bas,
draag je opnieuw haar volmaakte,
verbazende solo. Zij lacht.
Nu ben je een vangnet waar niemand
op wacht. Zij buitelde buiten de tijd
en jij weigert koppig de stilte te horen.