Een dag als deze, druilerig en grijs,
aan ditzelfde raam, over een jaar of vijf,
nog altijd aan het werk, of dat al opgegeven
en alleen maar langzaam aan het overleven,
misschien nog steeds alleen, of draaglijk
met een ander, starend naar het zwenken
van de meeuwen laag boven de tuin,
moet ik vast plots aan je denken,
net als op dit moment,
en hoor ik weer je stem,
maar hoe zacht, hoe zacht,
nog maar amper te verstaan,
pas als ik je woorden opschrijf
lees ik met een glimlach
niets dan mijn eigen naam.