next
 
 
 

VAN HET WATER
Hij torent hoog boven mij uit, de brug,
en grijpt met harde vingers in het gras.
Voertuigen schuiven heen en terug, een kind
brengt bloemen, de fanfare juicht.

Ik wacht. Men zal zich naar mij buigen
krom van waan en klacht en in de golfslag
troost van honderd moeders horen. Ik ga
gewillig rond de nieuwe pijlers staan.

Ik zal nog tegen stenen slaan als deze brug
is overwoekerd en vergaan. 0 wolkenlucht,
spiegel u in mijn huid. Ik heb mij laten
leiden en omspannen en verslaan.
OF WATER
Towering tall and over me, the bridge
grabs into the grass with hard fingers.
Vehicles slide back and forth, a child
with flowers, a roaring fanfare.

I wait. They’ll bow in my direction,
bent with madness and malady, hearing in the waves’ slap
comfort from a hundred mothers. I’m willing;
I take position, surround the new piles.

When this bridge is overgrown and gone
I’ll still be beating stones. O cloudy sky,
see yourself reflected in my flesh. I’ve let myself
be led, be spanned, be beaten.