Nu
ontpoppen de zaden
vangt het barre ochtendlicht de handen
De kale schuur
legt zijn muren voor ons neer
Nu – godswonder rommelt de donder
helle stralen belichten een langzaam toneel
de donkere stier die zijn lief ontkleedt
en paart in een uithoek
dienstplichtig wapperen de vaandels
gedempt vallen vruchten in het zand
Nauwelijks hoorbaar was de dag gegaan
laatste verstommende kreten