en/nl previous | next
 
 
 
Vrij
Hier is het donker, lawine, golf, grot.
Sinds een week of twee heb ik mij met de grootst mogelijke
concentratie naar de stad toe bewogen en nu lig ik hier voor een
uit steen gehouwen kade waarop illuminiserend licht valt.
Naast mij een dier, zo weinig opmerkzaam, zijn hartslag rilt
obsceen tegen mij aan. In die korte momenten waarin ik helder
ben vraag ik mij af: ben ik een wezenlijk deel van de rivier?
Wanneer ik ontsnap zal zij dan sterven? Is het de bedoeling dat ik
ontsnap? Zijn er daar soortgenoten? Kan ik daar leven en ben ik
daar eerder geweest?
Ik word korzelig van al die vragen –
terugzinken in de diepte tussen de makaziplanten of eruit kruipen?
Iets moet gebeuren, zodat ik mijn nek, wervels, tong
schrap zet alles doordrenk van mijn wilskracht uit het zwart te
geraken, ik zing wanneer ik door de buis door de adem door
de vlijmscherpe haken alles zo nauw en gevaarlijk maar ik zing
en gevaarlijk vrij op de grond stort
Free
It is dark here, avalanche, wave, cave.
For a couple of weeks I have moved myself with the
greatest possible concentration towards the city and now here I lie
in front of a quay hewn from stone upon which illuminating light falls.
Next to me an animal, hardly perceptive, his heartbeat trembles 
obscenely against me. In the brief moments when I am lucid
I ask myself: am I an essential part of the river?
If I escape will it then die? Is it the intention that I should
escape? Are there congeners there? Can I live there and
have I been there before?
All those questions make me irritable –
sink back into the depths between the makazi plants or crawl out of them?
Something has to happen, so I brace my neck, vertebrae, tongue,
saturate everything with my willpower to get out of the
black, I sing when I through the tube through the breath through
the razor-sharp hooks everything so narrow and dangerous but I sing
and fall dangerously free on the ground