WEKEN EN JAREN WERDEN EEUWEN EN EEUWEN
De man was jong hij had veel moed veel kracht en ook
een hond die hem naar geuren voerde scherpe
sporen van haar de mooie die hem aankeek en scheen
hij zong en tokkelde op de blauwe gitaar
dingen veranderden vatten samen hervonden bijna
iets wat bloed gaf warmte kinderen wandelend
gele domme hoedjes op hun vrolijke hoofden
doodgewoon met veel lawaai op weg
naar machtige vissen en haaien in aquaria heden
en morgen hier en overal begon
de man te denken hield van haar en zong en wist.