previous | next
 
 
 

DE RUIMTE DIE JE INNEEMT
De rotsen moeten toch voorzichtig herten worden
op de heuvelrand. Rafelig en elke avond zwarter.

De schapen rennen als één witte vlek een hand een schil
van tafel veegt nee van het grijze

weiland. Vast opgeschrikt door de grote aarzelende
dieren. Hoe de heuvel in het water –

Mijn moeder beweegt zich als een herinnering
zich beweegt als mijn moeder in de onduidelijke tuin.

Niet waar: ze spoelt een kamer van glas om.
Ik heb haar vragen:

schrik je wel eens wakker zonder leeftijd
van herinneringen die op je voorhoofd druppelen
tot het gegevens zijn. Ze kloppen

je naam onweerlegbaar een straat een nummer en een land
om op de achterkant van een enveloppe te schrijven.

Dat je een vrouw bent en wat dat betekent nee jij
als je de ochtend föhnt en met een zucht

die klinkt als altijd een haarlok vroeger
van ons voorhoofd blaast. Je kamt knopen

uit mijn haar. Niet bewegen. We lijken zo op elkaar.

Waar zijn we gebleven? Daar
zijn ze rechts. Nee dat zijn stenen.
THE SPACE YOU OCCUPY
The rocks will have to turn carefully into deer
on the ridge of the hill. Ragged and blacker every night.

The sheep run as a white stain a hand wipes a piece of peel
from the table no from the grey

meadow. Must have been startled by the huge irresolute
creatures. How the hill in the water –

My mother moves as a memory
moves as my mother in the uncertain garden.

Not true: she rinses out a room of glass.
I have her questions:

are you ever woken up with a start without any age
by memories that drip on your forehead
till they become facts. They fit

your name incontrovertibly a street a number and a country
to write on the back of an envelope.

That you are a woman and what that means no you
as you blow-dry the morning and puff a lock

of the past from our forehead with a sigh. You comb knots
from my hair. Don’t move. We are so like each other.

Where were we? There
they are on the right. No those are stones.