DE RUIMTE DIE JE INNEEMT
De rotsen moeten toch voorzichtig herten worden
op de heuvelrand. Rafelig en elke avond zwarter.
De schapen rennen als één witte vlek een hand een schil
van tafel veegt nee van het grijze
weiland. Vast opgeschrikt door de grote aarzelende
dieren. Hoe de heuvel in het water –
Mijn moeder beweegt zich als een herinnering
zich beweegt als mijn moeder in de onduidelijke tuin.
Niet waar: ze spoelt een kamer van glas om.
Ik heb haar vragen:
schrik je wel eens wakker zonder leeftijd
van herinneringen die op je voorhoofd druppelen
tot het gegevens zijn. Ze kloppen
je naam onweerlegbaar een straat een nummer en een land
om op de achterkant van een enveloppe te schrijven.
Dat je een vrouw bent en wat dat betekent nee jij
als je de ochtend föhnt en met een zucht
die klinkt als altijd een haarlok vroeger
van ons voorhoofd blaast. Je kamt knopen
uit mijn haar. Niet bewegen. We lijken zo op elkaar.
Waar zijn we gebleven? Daar
zijn ze rechts. Nee dat zijn stenen.