– Zoem! Wat was dat? Het kan dat je
dat zelf zou zijn (en de liefde dan en
de waarheid?). Dagloners kennen wel
van het oneindige bewegen de galm,
het misgewas. Weinig kunnen ze met
mee, hun zadelknop trouwt om af te
stemmen eenzelvig nut. Ben je dan
verdreven van je woning, er is en is
steeds de opgewonden muziekdoos.
Sta je tussen het graan van zonogige
sabels, zonder je je. Kloekboek, dar
de buzz. Het is de opzet dat je op een
termijnbroeder blijft. Wanneer meer
vliegt het andere? Thans is weerom
dauw geprakt, begeer je toewijding
die niet is. Striemt aan je bast enige
maand volgens welke men telt zijn
diepste hut. Op je madiwodo, kijk
eens eventjes. Wil je dood? Dat mag
best. Gerust. Toe dan. Wat let je zo
te gaan, gestopt ontlijfd. Zie troebel
oog, misken je dienstijver maar niet –