DE ENGELEN IN KARIS
Ze lopen in februari met hun
veel te lichte schoenen
in het station van Karis
heen en weer, ze roken
Treinen komen aan en vertrekken
Morgen maakt hen niets uit
Het sneeuwt licht en glinsterend
Het sneeuwt licht op hun wimpers
Ze ademen licht als aluminium
Ze kennen de godvergeten plekken
Ze lachen! Niets maakt ons zo angstig
als hun lachen
Niets maakt ons zo angstig
als de godvergeten plekken
En wat roodomrand is