Deken
Ik wikkel deze avond in een deken en draag hem naar een tuin.
Niet naar de jouwe, Lief (gemakzucht is voor een gedicht wat
noorderlicht voor remslaap is). Maar naar een tuin die aan de jouwe
grenst, zo tergend dicht dat jij nooit zeker weten kan of ik mij van
adres vergiste of met opzet fout geleverd heb uit kleine, zachte
wraak. Waarom ook niet
een aarden weg – waarlangs jij nooit – naar míjn middernacht
Smokkelen
van plaatsen dus naar tijdstippen en omgedraaid, voor een
bewust gekoppeld nu en hier, zelf samengesteld heden.