voor mijn vader Frans Nicolaas de Rooij (1920-1996)
in leven kerkorganist en scheepsbouwkundig ingenieur
ik zal een grafschrift voor je maken dat iedereen van buiten kent
van binnen / ik ga de trap op / het is donker / boven is
de hemel van de kerk de oever van de zee het strand de eb
en in de glanzend natte vlakte ligt een water
een kom een bron een opwelling ik kniel en doop
mijn beide handen mijn verhit gezicht je brengt het zoete water boven
met kalmte en met kracht het vult mijn mond mijn taal
ik buig mij was mijn wangen maak de tranen nat
zout wast in zoet de eb stroomt langs mijn benen weg ik zink een beetje in het natte zand
de zee is achter me het schuim ligt naast mijn hoofd een kokkelschelp is open leeg is wit
al in het drinken weet ik dat de zee
de zee komt langzaam terug ze neemt de meters in ze zuigt en spuugt
het wrakhout uit het ligt al hoog het schuim ritselt aan mijn linker rechter hiel
ik drink nog maar de bron wordt brak je neemt het thema terug je zet
de fuga in / de trap op / het is donker