previous | next
 
 
 

De wet van behoud van energie
de dag ging open en de kamer was een slagveld
glazen versplinterd en een omgevallen wijnfles
de spiegel duizendvoud, de vaas met rozen
een voltreffer die bloedend tussen kranten
gordijnen losgescheurd, en de tv nog aan
mijn bril in stukken naast de glazen tafel
die, vreemd genoeg, nog heel was

zwarte zwanen, groene zwanen
wie gaat er mee naar elfenland varen
elfenland is gesloten
de sleutel is
oh kijk, het werkwoord schreeuwen is gebroken, halve zinnen
zijn diep in het tapijt getrapt
of met een vinger op de ruit geschreven

ik ga weg, hoor je me, en ik kom nooit meer terug
als je niet opzij gaat, ga ik slaan, sla dan, je sloeg
een gat
               ik zag ver door de opening de nacht
               in 1942, toen mijn vader fietste
               van Den Haag naar Eindhoven, ontweek de Duitse linies
               om zijn vrouw te kunnen zien
               een liefde voor een leven dat te kort was
               hij zat een kwarteeuw later aan haar bed, zij was nog jong, en stierf
               ik zie hun handen, in de dood verstrengeld
               haar ogen brekend onder zijn gezicht
               maar hoe hij thuiskwam in die winternacht
               in de bezetting, gevangen en geslagen
               en ondervraagd, we wisten later nooit
               of hij verrader of verraden was
               bijna zijn hele knokploeg werd gefusilleerd
               hij droeg het in zijn lichaam met zich mee
               in ruggenwervels, stukgebeukt, dezelfde diepe breuk

die jij sloeg, die nacht

de zilveren ketting viel tussen mijn kleren uit
in een hoek van de gang lag de zilveren hanger
die je bij Taurum speciaal had laten maken

de relatie is stuk maar de liefde niet, zei mijn kind nuchter
mijn liefde is nooit stuk, want
               “de criticus houdt van het gedicht over de rode beuk
               maar de dichter houdt van de rode beuk”

vraag me wat je wilt, had ik gezegd
ik kan alles weggeven, mijn halve hele koninkrijk, mijn lichaam
alleen niet mijn talent, want dat heb ik te leen

toen vroeg ik je, waar was je, en je schreeuwde urenlang
toen vroeg ik, maar jij was er niet, jij was die nacht
afwezig, maar de nacht was overal
zoals bloed en zweet en braaksel en snot, en meer bloed

als de situatie onhoudbaar wordt
vallen de meeste mannen in slaap

in de ochtend lag je in de kamer op de grond
alsof de wereld draaide en in onschuld
je de nieuwe dag dromend wou afwachten
maar je droomde niet, je sliep
toen wekte ik je, en zei, ga uit mij weg
als ik niet veilig in mijn lichaam ben
wordt de grammatica onsamenhangend
verdwijnt het voegwoord tussen aarde, taal en bloed

ga weg
geef mij de sleutels terug van liefde en van angst
wanneer ik zelf de breuk ben, ben ik heel

en zo
is mijn geschiedenis
ook jouw geschiedenis

ik ben in elkaar geslagen toen je boos was
ik heb drie dagen met een hersenschudding op de grond gelegen, en Erzulie heeft voor mij gezorgd
ik heb stil gewacht toen je schreeuwde, en ik moest angst en angst en angst
ik brak twee ribben en ik ben verkracht
en toen ik gisteren in Sarajevo was
zag ik mijn bloed in spetters op het marmer
dat men heeft aangebracht om helden te herdenken
ik ben gemerkt, geslagen en gegeten
en verbrand op elke plek waar hout groeit

mijn woorden hield ik vast, ik zei je niets
zulke mannen weten van lengte, niet van ruimte

toen zei ik: een oud Haitiaans spreekwoord zegt
Bay kou, bliye. Pote mak, sonje.
wie slaat, vergeet, wie het merkteken draagt, onthoudt

wie geweld toebrengt, verliest
wie van geweldpleging de ontvanger is
wordt niet geofferd, maar ontvangt de kracht van woede
en behoudt die in het lichaam, draagt die mee

dit is de wet van behoud van energie
dit zijn de werkelijke wetenschappen

ik ben een onuitputtelijke bron
ik ben een lichaam, een reservoir van woede
ik heb woede in ontvangst genomen
omdat ik vrij ben en een vrouw en ruimte
al die woede, dat is energie, dat wist je niet
ik, dank je, ik heb energie voor eeuwen
ik kan de wereld helemaal herschrijven
in termen van liefde en van adem
mijn stem reikt van Diotima tot heden
en ik
spreek hier
              “de criticus houdt van het gedicht over de rode beuk
              maar de dichter houdt van de rode beuk”

en toen
kwam Natasja binnen

dezelfde, die de bronzen beelden
van verkrachtingen gemaakt heeft en gedragen
zij zegt, als er in Groningen een vrouw verkracht wordt
laad ik een van mijn beelden in mijn busje
en ga het ’s nachts neerleggen op die plek
dan zal ik er die nacht bij waken, zei ik terug
en voorlezen hardop, de hele nacht

Natasja droeg een van haar beelden binnen
en zette dat voorzichtig op mijn werkblad
een Venus van Antwerpen, brons, bekleed met kracht
als de Nikè van Samothrace
die van Athena’s hand naar voren vliegt
het Louvre in en uit

en toen

er zat een man op de Pont des Arts met een fles Moët&Chandon en twee kristallen glazen
er zat een man voor de tempel te Kuala Lumpur, met kralensnoeren van geurende jasmijnbloesem, en stijve stelen roze lotus
er liep een nachtzwarte man naar mij toe in Iowa Mall, de baby op de arm, zijn zoon van twee rende voor hem uit, zag mij, en riep Superman! Superman!
er lag een man te slapen naast de highway op het asfalt, het hoofd op zijn versleten grijze rugzak, hij wist de weg niet, hij heette Dionysos
soms stuurt hij nog een e-mail uit Egypte
er zit een man te zingen in Montréal, hij ziet mij niet, hij zingt voor de godin
er staat een man op de Leidsegracht, in 1968, die zijn hoofd geheimzinnig glimlachend naar mij toedraait
we gaan wat drinken als hij met de boot in Heeg ligt
er staat een scherpschutter bij Dupont Circle op de uitkijk
maar waar ik ook ben, ik kom niet terug

veel plekken ben ik de-godin-zij-dank vergeten
maar de sneeuw ligt hoog in Boston
en de kastanjes vallen hoorbaar in Dreuzy
maar er zit een man op de Vismarkt met het hoofd in de handen, lang nadat ik daar voorbij gelopen ben

en als Natasja terugkeert
en mij hetzelfde beeld in chocolade brengt
ditmaal levensgroot
de borsten in de hand, biedt deze chocolade Venus
de wereld chocolade lafenis

en als Athena terugkeert
- maar godinnen zijn altijd aanwezig, roep mij en ik ben er (ik ben er)

en als ik terugkom en weer woon in dit gedicht

landt de sonde op Titan en zendt haar stormen uit door de ether
wiegen de meerminnen in de golf van Atjeh totdat de dalende zwevende lichamen oplossen in parels en eencelligen
branden de vuren van de oorlog in Baghdad tot as en verstuiven
en bloeit er één enkele bloem
een madeliefje
op de plek waar ik straks begraven word
dit is mijn grootste geluk
pushing up daisies
THE LAW OF CONSERVATION OF ENERGY
the day unfolded with the room a battlefield
wineglasses shattered and a toppled-over bottle
the mirror thousandfold, the vase with roses
a direct hit which bleeding between papers
curtains ripped off, and the tv still on
my glasses broken on the floor by the glass table
which, oddly enough, was still intact

swans black, swans pale,
out to fairies isle we’ll sail
fairies isle is closed
the key to it is
oh, look, the verb to scream is broken, sentences in half
trampled deep into the carpet
or written with a finger on the windowpane

I am leaving, do you hear me, and I never will come back
if you don’t step aside, I‘ll smash you, so smash, you smashed
a hole
              through which, a long way off I saw the night
              in 1942, when my father rode his bike
              from Den Haag to Eindhoven, got past the German lines
              in order to see his wife
              a love for a life that was too short
              a quarter-century later he was sitting at her bedside, she was still young, and died
              I see their hands, entwined in death,
              her life ebbing away beneath his face
              but how he got there in that winter’s night
              during the occupation, captured, beaten
              and questioned, never did we find out later
              if he was traitor or had been betrayed
              of his resistance group virtually all were shot
              a burden which he carried in his body
              in vertebrae, smashed to pieces, the same deep breach

that you smashed, that night

the silver chain fell from between my clothes
in a corner of the hall laid the silver pendant
that you had ordered specially at Taurum goldsmiths

the relationship is broken but not love, my child said casually
my love is never broken, for
              “the critic loves the poem about the red beech tree
              but the poet loves the red beech tree”

ask me anything you want, I’d said
I can give anything away, my whole kingdom half, my body
just not my talent, for that is on loan

then I asked you, where were you, and you screamed for hours
then I asked, but you weren’t there, you were that night
absent, but night was everywhere
just like blood and sweat and vomit and snot, and more blood

when the situation becomes unbearable
most men fall asleep

in the morning you were lying on the floor
as if the world was turning and in all innocence
you wanted to await the new day dreaming
but dreaming you were not, you slept
then I woke you up and said, go out of me
if I am not safe within my body
all rules of grammar will come disconnected
the conjunction between earth and blood and language will be gone

now leave
give back to me the keys of love and of fear
when I embody breaking, I am whole

and thus
my history is
your history as well

I have been beaten up when you were angry
I have lain on the floor, concussed, for three whole days and Erzulie has looked after me
I have waited wordlessly while you were screaming, and fear, fear, fear I had to
I broke two ribs and I have been raped
and when I was in Sarajevo yesterday
I saw my blood in spatters on the marble
applied in order to commemorate the heroes
I have been marked, been hit, been eaten
and burned in every place where wood grows

my words I saved, I told you nothing
such men know about length, not about space

then I said: an old Haitian proverb says
Bay kou, bliye. Pote mak, sonje.
who hits, forgets, who bears the mark, remembers

who inflicts violence, will lose
who is of violence the recipient
will not be sacrificed, but will receive the power of anger
and will incorporate and carry it

this is the law of conservation of energy
these are the real sciences

I am an inexhaustible source
I am a body, a reservoir of anger
anger has been handed over to me
because I am free and a woman and space
all that anger, it is energy, that you didn’t know
I, thank you, I have energy for centuries
I can completely redefine the world
in terms of love and of breath
my voice reaches from Diotima to the present
and I
speak here
              “the critic loves the poem about the red beech tree
              but the poet loves the red beech tree”

and then
entered Natasja

the same one who has made
the bronze statues of rapes and carried them
in Groningen, she says, when there’s a woman raped
I’ll load one of my statues in my van
to leave it at the place of rape by night
then I’ll keep vigil over it that night, I said
and I will read aloud, all through the night

Natasja carried one of her statues inside
and carefully she placed it on my work top
a Venus of Antwerp, cast from bronze, clad in power
like the Nikè of Samothrace
who from Athena’s hand flies forward
the Louvre to and fro

and then

a man was sitting on the Pont des Arts with a bottle of Moët&Chandon and two crystal glasses
a man was sitting in front of the temple in Kuala Lumpur, with strings of fragrant jasmine blossoms, and stiff stems of pink lotus
a man, dark as the night, was walking towards me in Iowa Mall, the baby on his arm, his two-year old son, running ahead, saw me and shouted Superman! Superman!
a man was lying asleep on the tarmac beside the highway, head on his worn grey backpack, he didn’t know the way, his name was Dionysos
once in a while he sends an email from Egypt
a man sits singing in Montreal, he doesn’t see me, he is singing for the goddess
a man is on the Leidsegracht, in 1968, mysteriously smiling he turns his head toward me
we’ll have a drink when he is with his sailing boat in Heeg
a sniper is on the lookout at Dupont Circle
but wherever I am, I am not coming back

a lot of places I, thanks to the goddess, have forgotten
but the snow is thick in Boston
and the chestnuts are pattering down in Dreuzy
but a man is sitting in the Vismarkt with his head in his hands, long after I will have walked past

and when Natasja returns
and offers me the same statue in chocolate
lifesize this time
breasts in hand, this chocolate Venus will provide
the world with chocolate nourishment

and when Athena returns
– but goddesses are omnipresent, call me and I am here (I am here)

and when I come back and will once again live in this poem

the space probe will land on Titan and send its waves through the ether
the mermaids will be swaying in the Gulf of Atjeh till the descending floating bodies dissolve in pearls and single-celled organisms
the war fires in Baghdad will burn to ashes and be dispersed
and just one single flower will bloom
a daisy
in the spot where I am to be buried
this is my purest joy
pushing up daisies