Vlak voor het krieken
van de dag verzamelden zich de bedienden
en pakten ze de draagstoelen op.
aan de horizon
de eerste bleke wig tussen
hemel en aarde daarvandaan
kwam de ochtend gekropen.
de honden zouden
geblaft hebben aan de rand
van het dorp zaten katten in het gras
in de dunne
sprieten van deze landstreek
kleine vogels wier lichte geel
in de schemer niet geheel tot zijn recht kwam
tekenden iets ten afscheid.
de bedienden vertrokken gauw
vlogen hun voeten voorbij de draagstoelen
wogen nauwelijks meer dan de slaap
van hun meesters binnenin.
de vlakte lag in een onbestemd licht
en schaduwen uitgestrekt
als geschilderde meren in zogenoemd
pruisisch blauw.
alle klimmingen ontkomen ging het de bedienden
goed het dragen
een makkelijke zaak en een gerucht
deed de ronde aan de rand
van de vlakte voorbij de blauwe
ondiepe plekken daar waar de nacht
de mond open deed om de dag binnen te laten daar
nam een ander land aanvang
het nieuwe.