BERLIJN – ANSBACHER STRASSE
Dit is de sleutel in je hand, dit is de vleugeldeur
van de entree, de brede trapopgang
die zijn pluchen loper voor je uitlegt en je naar statige
verdiepingen omhoogvoert
geen roede ligt er scheef, het duister
kruipt uit de lambrizering op en in de kille aderen
van het marmer stremt, vermoeid, het bloed
de lichte scheuren dateren van die keren
dat de luchters vervaarlijk zwaaiden en zich leegschudden
boven tafelkleden en parket, toen het alarm
afging en het laatste kristal versplinterde –
kom, sluit de deur achter je, denk om indringers
en najaarsblad, snuif de verschaalde, bijna vervlogen
geuren van zijde en serge, van dat ene, alles
zo vaak verpestende parfum op, van varkensleren
of goedkope kartonnen koffers en hoor
hoe de sneeuw van toen, dooiend, andermaal
van een kraag van sabelbont druipt
en hoe op de slechts spaarzaam verlichte overlopen
het gekrulspelde wantrouwen en zulke ochtendjasklamme
ongepoederde opvliegers, roddels
en al of niet bedekte toespelingen konden gedijen –
buitenom vergrijpen de tengels van de bosandoorn zich
aan lofwerk, loggia’s en balkons, omstrengelen
tot wurgens toe de jaren
hier was het toch?