Wat doen we met de vrouw die plots haar
armen spreidde. Wilde ze me omhelzen
of wees ze twee richtingen aan_
Wat doen we met de schrijver die zijn
boeken niet uitgaf want ‘zolang de vruchten
niet zijn gevallen, rotten ze niet’_
Wat doen we met de man op de brug. Hij
tuurt in de verte en zegt ‘ik kan ervan
meespreken’ _
Met de man die zichzelf met een das heeft
opgeknoopt. Plechtig en deftig. Met respect
voor de dood _
Met het verkrachte meisje en de mensen
die zeggen ‘zo mooi is ze toch niet’ _
De vrouw die haar vetrollen toont en
zegt ‘kijk, dit is mijn sloppenwijk’ _
De verkoolde brommer en het slapeloze
kind dat plots weer in de living staat _
Wat doen we met de testikels van de kater
die nu rustiger is _
Wat doen we met hen die niets te vertellen
hebben en toch op het feestje zijn _
Wat doen we met de misselijke kleuter.
Hij is echt heel misselijk _
Wat doen we met de vrouw die plots achter
mij staat en zegt ‘je kent mij van ergens
en je mag kiezen van waar’ _