COMPAGNIE DE MOZAMBIQUE
Aan de Compagnie de Mozambique
Behoort Beira
En het land daarachter
En ook Manga
En de negers die daar werken
En de heesters in de perken,
Alles hier behoort
Aan de Compagnie de Mozambique.
Ook de dieren die hier leven:
Niet alleen de kreupele ossen
Met hun tsetsevliegen,
Fladderende vogels en onzichtbare insecten
Eveneens.
’t Wordt vervelend
Alle op te noemen,
Maar wat zal men anders doen
Als men zit te wachten
Op een bus (ook van de Compagnie)
Die niet komt,
Luisterend naar de karekiet
Die het midden houdt
Met zijn vreemd tweetonig lied
Tusschen nachtegaal en krekel!
(Hierop maakt de Compagnie de Mozambique
Geen aanspraak.)
Ook António Menano,
De befaamde fadozanger
Bij wiens donkere befloerste stem
Alle vrouwen weenen en bezwijmen:
Die al ’t leed van Portugal opbeurde,
Ook Menano
Hoort nu toe aan de Compagnie de Mozambique.
Acht mijl verder
Werkt hij op een onderneming;
Rijk werd hij want ieder wou hem hooren,
Arm werd hij want hij moest spelen en verloor
En natuurlijk speculeerend in aandelen
Van de Compagnie de Mozambique.
Nu is hij voor zeven jaar
Daar verbonden als plantagedokter,
Geeft injecties en beslist
Of een neger die zich heeft vergist
Sterk genoeg is voor de geeseling,
Want de reglementen zijn
Streng en toch humaan
Bij de Compagnie de Mozambique.
Brengen wij het losgeld niet bijeen,
Dat hij weer van droeve zaligheid kan zingen?
Neen.
Ook Menano dronk zich al lang schor
Aan de whisky die, hier ingevoerd
Voor verlaagd tarief,
Wordt verstrekt aan de employé’s
Van de Compagnie de Mozambique.